Tijdrekken in bosjes is niet voor de zwaksten weggelegd, het is een kwaliteit

Bron: www.dekelderklasse.nl

Tijdrekken in bosjes is niet voor de zwaksten weggelegd, het is een kwaliteit

De wedstrijd duurt waarschijnlijk nog zo’n drie minuten. Walters team staat met 1-0 vóór en Walter staat in de bosjes. Al zo’n minuut doet -ie alsof hij de bal die zojuist over het vangnet is gejaagd, niet kan vinden. Hij loopt rondjes, roept hard dat -ie de bal écht niet kan vinden en laat de op zijn horloge kijkende scheids weten dat -ie echt fanatiek aan het zoeken is middels een wanhopige “Waar is die bal nou, man!” De bal waar het om draait is –ie inmiddels al vier keer voorbijgelopen en hangt keurig in een vol rozenstruikje.

Op een doordeweekse middag in de bosjes staan is er nu echt niet meer bij. (Ik weet natuurlijk niet hoe het bij u zit, maar voor mij is het lang geleden dat ik de bosjes als locatie heb gebruikt om onhandig een liefje te bosbroekvingeren, ik kan me er in ieder geval niet veel meer van herinneren, iets met knoopjes, een te strakke broek, een middelvinger, navigatie-instructies en veel onwetendheid.) Mensen gaan tegenwoordig toch vragen stellen bij het zien van een volwassen man in bosjes. De uitspraak ‘Ik zoek m’n bal’ kan je tegenwoordig zomaar een nachtje cel, het stempel ‘bosjesman’ en een ongemakkelijk gesprek kosten.

“Maar, Meneer de rechter! Ik zocht écht m’n bal!”

“De eerste vraag, meneer: hebben we het hier over dezelfde bal? En wat deed u in uw eentje in die speeltuin?”

Is er geen voetbalveld in de buurt? Blijf er dan asjeblieft ver vandaan. Maar is er wél een veld? Duik erin. Worstel je langs een door teamgenoten nat gepiste jungle aan takken die in je nek krassen, doorns die je vanachter aanvallen en bladeren die aan je gelkop blijven plakken. Niemand zal raar staan te kijken. Geen bosjesliefhebber? Had je die bal maar niet moeten schieten. Je zult nu wel moeten, de materiaalman wil je niet boos hebben.

Te vaak nemen we de bosjes voor lief. Maar het zijn de bossen die ons soms eerder drie punten kunnen bezorgen dan een partijdige grens. En droom je nog steeds van een profbestaan? Niet meer doen. Wat zou jij ervan vinden als iedere keer die bal snel in je handen zou worden gegooid door een ballenjongen, als die andere bal nog geen seconde ervóór over het doel was gejaagd en je team in de laatste minuut op een krappe voorsprong staat. Of veel belangrijker nog, wanneer je buiten adem bent en je die rust zonder bal goed kunt gebruiken.

Tijdrekken in bosjes is niet voor de zwaksten weggelegd. Het is een kwaliteit die net zo belangrijk kan zijn als bier halen en slecht getimede grappen. Een mogelijkheid die altijd benut moet worden in de strijd om drie punten. Kan je keeper niet tijdrekken? Sta je bij voorbaat al met 1-0 achter. En met tien man omdat je de bosjes vergat te gebruiken en je rechtsback nu dus buiten adem naar de zijlijn is gestruikeld om z’n vermoeidheid eruit te braken. Maar heb je een aantal man dat kan tijdrekken en heb je de bosjes? Dan heb je de rust en de punten.

Essentieel is wat voor soort bosjes er om het veld staan. Mijn voorkeur gaat uit naar dichte begroeiing. Begroeiing die het moeilijk maakt om een ingang te vinden naar de bal. Maar ook bij die ingang ben je niet zomaar. Je moet kunnen anticiperen op dat kansloze schot en zorgen dat de keeper al op rustig looptempo onderweg is als de bal nog niet is geschoten. Want voor je het weet, heeft een van de ijsberende reserves al een knoertharde, oude reservebal met veter tevoorschijn getoverd. Roept de tegenstander tóch dat er een reservebal is? Doorlopen, keep. En doen alsof je die dove uit het team bent. Je team speelt wel mee.

Eenmaal in de bossen heeft de keeper de macht. Hij kan kiezen uit drie opties:

1. De inschattingsfout: de ‘per ongeluk’ verkeerde afslag naar de bal, waardoor zijn route naar de bal langer wordt.

2. De doodlooproute: de route naar de bal die ervoor zorgt dat -ie uiteindelijk tóch niet bij de bal kan, zodat –ie om moet lopen.

3. De onzichtbare bal: doen alsof -ie de bal niet ziet en rondjes blijven lopen, steeds verder van de bal af.

En altijd, wat er ook gebeurt, moet iedereen de vermoorde onschuld blijven spelen.

“Scheidsie, hij ziet ‘m echt niet! Kan toch gebeuren? Doe normaal man, lul. Hij is doof! Dat doe je toch niet?!”

En dan, als de keeper tussen de doorntakken door ziet dat de scheids in hoogsteigen persoon vanaf het middenveld zijn kant op komt, komt -ie eruit. Met bal. De gele kaart pakt -ie voor het team; is nog altijd goedkoper dan een rondje.