Ode aan de Inschieter

Bron: www.dekelderklasse.nl

Ode aan de Inschieter

Iedere week schrijft Dion van Meel een ode aan de Kelderklasse. Aan onze onvoorwaardelijke liefde voor knollenvelden, harde ballen en bier. Van Meel staat aan de zijlijn en geeft commentaar. ’t Zit ‘m in de details. Deze week: een Ode aan Inschieter.

Allereerst is ’t goed om te weten dat deze ode niet telt als je wissel staat, maar teamgenoot bent van een keeper die iedere week pas 5 minuten vóór de wedstrijd het veld op komt lopen, om tijdens zijn zogenaamde ‘warming-up’ nog effe snel voor zijn maten als schietschijf te fungeren bij de afwerkoefening. Of als jullie een keeper hebben die ’t zelf veel te leuk vindt om een half uur lang ballen in de haak te krullen vanaf randje 16, omdat –ie die warming-up volgens hem niet nodig heeft. Of als jullie geen echte keeper hebben, maar een speler die denkt dat –ie het keepersvak begrepen heeft. In deze drie gevallen kun je nooit een serieuze inschieter worden. Je hebt namelijk geen serieuze keeper.

Heb je wél een echte keeper? Dan is dit vooral geen ode aan al die voetballers die wissel moeten staan, en daarom maar proberen om tijdens de warming-up hun eigen keeper zo vaak mogelijk te laten vissen door alle ballen in de rechter haak te mikken, om aan iedereen te laten zien hoe goed –ie eigenlijk wel niet is. (Je herkent deze speler door na iedere goede trap achterom te kijken in de hoop dat iemand ’t gezien heeft.)

Er worden hier ook geen complimenten uitgedeeld aan al die sneue spelers die zó balen van hun positie op de bank dat ze in de warming-up hun frustratie maar botvieren op hun eigen keeper door alle ballen zo hard en blind mogelijk op het doel te vuren. Je herkent deze speler meteen omdat -ie na iedere bal met z’n gezicht naar beneden loopt te godveren.

Dit is tevens geen lofzang voor die arrogante wissels die zich eigenlijk veel te goed voelen om wissel te staan, dus iedere bal tijdens het inschieten lopen te stiften over hun doelman, laat staan voor die katerige wissels die al misselijk worden als ze een klein beetje achterover moeten leunen om die bal tijdens het inschieten wat hoogte mee te geven, waardoor hun keeper door al die rollertjes al vóór de wedstrijd uitvalt met een nekhernia.

Dit is een ode aan de serieuze inschieter. De stabiele en betrouwbare 12e man. De inschietwissel die zijn inschiettaak serieus neemt. Die niet daar in de zestien maar wat loopt aan te kloten, maar zijn keeper daadwerkelijk helpt.

Want júist in de klasse waar onze keepers er niet leniger op worden, is inschieten cruciaal. Hier staan geen keepers die tijdens een warming-up op tempo 10 ballen uit iedere haak kunnen pakken om vervolgens 35 sit-ups te doen met bal, met een afwerkoefening van 25 kanonskogels erachteraan. Hier staan diesels op doel. Keepers die warm moet draaien. Niet binnen 3 minuten, maar binnen minstens een kwartier, als ze die tijd nog hebben voor de wedstrijd begint. Hier staan keepers op doel die eerst 20 ballen rustig op hun lichaam willen hebben die ze dan klem moeten pakken voor het gevoel, om daarna eens rustig te bekijken of ze nog wel kunnen vallen, door hun knieën kunnen gaan en uit kunnen trappen. De Kelderklasse-keeper doet het stap voor stap. Niet perse omdat -ie slecht is, maar door die verdomde ouderdom en slijtage, of stijfheid na welgeteld nul keer trainen in 4 maanden.

De inschieter begrijpt dat. Die neemt zijn tijd. Die kijkt, luistert en bouwt op. Die begint met rustige ballen in de handen en bouwt op tot ballen in het hoekje. Staat de keeper nog niet? Dan schiet hij nog niet. Hijgt de keeper? Dan wacht hij even. Komt de keeper niet meer omhoog? Dan zegt hij: ‘Gaat –ie kerel?’ De inschieter ramt niet blind, krult niet iedere bal in de rechter haak en stift niet. Hij raakt zijn keeper hoogstens een keer hard op zijn neus, om te testen of -ie dan ook nog blijft staan. Straalt ‘t bloed niet in dunne straaltjes uit zijn neus? Dan heeft zijn keeper de avond ervoor niet gezopen en is -ie dus topfit. Hij wacht de momenten rustig af.

Tot de keeper zegt: ‘Ja, ik ben warm.’ Pas dán mag -ie alles geven. Mag -ie lobben, stiften, punteren en snoeien alsof z’n leven ervan afhangt.

Zolang –ie die drie ballen maar zelf haalt. Alle Odes zijn te vinden op dionvanmeel.nl