Wij, keepers, hebben een ellendige teringhekel aan die klotestiftjes

Bron: www.dekelderklasse.nl

Wij, keepers, hebben een ellendige teringhekel aan die klotestiftjes

Wij, keepers, hebben een ellendige teringhekel aan die klotestiftjes

Cruijff, Van Basten en Bergkamp deden het, Dolberg, Van Persie en Messi doen het, zelfs matige voetballers met overgewicht scoren er veel te vaak mee en er zullen nog honderden amateuristische mooiweerprutsers zijn die het zullen proberen.

Omdat een goed uitgevoerd stiftje gewoon overloopt van schoonheid en het er zo verfijnd en gracieus uitziet wanneer een bal in slowmotion prachtig tegendraads draaiend van een schoen vertrekt op weg naar een net. Als ballet op een voetbalveld. En dat is allemaal heel fijn voor ze, maar Jan is keeper, en Jan heeft er een hekel aan.

Dat mag ook wel eens gezegd worden: Jan heeft een ellendige teringhekel aan die klotestiftjes. Van die trage, mietige, zeikballetjes die tergend langzaam over ‘m heen gaan en alleen maar nagekeken kunnen worden, terwijl Jan alleen maar kan hopen dat ze óver of óp het doel, maar niet ín het doel belanden. Omdat Jan godverdomme klaarstond voor een normaal schot, maar nu aan de grond genageld staat en maar met hopen dat de volgende wel zijn volle wreef tegen z’n schoen durft te zetten.

Jan heeft niet alleen een hekel aan stiftjes; hij heeft een enorme bloedhekel aan de voetballer die tijdens de training het stiftje uitvoert. De voetballer die de drie voorgaande ballen náást en óver het doel heeft geschoten of de bal niet eens heeft geraakt, omdat hij twee keer zijn eigen standbeen raakte en één keer z’n eigen ego. Dat nare voetballertje dat pas twee keer heeft afgewerkt, omdat hij de vorige vijf ballen moest halen op de parkeerplaats, terwijl zijn teamgenoten al acht keer aan de beurt zijn geweest. De voetballer die het dan maar met een stiftje probeert en dan zelfs nog durft te juichen als het ‘m wél een keer lukt.

Daar heeft Jan écht een verschrikkelijk gore bloedhekel aan, aan juist díe voetballer. De voetballer die – als het stiftje lukt – juichend wegrent met zijn armen in de lucht, alsof hij de koning van de Kelderklasse is, om het daarna gewoon nog een keertje te proberen, omdat -ie niet snapt hoe vernederend een succesvol stiftje is voor een keeper.

En daarom – als hij dit nog een keer probeert en zijn stiftje mislukt – vangt Jan de bal en jaagt -ie ‘m over het hek. Over de bossen. Over de parkeerplaats. Om een statement te maken. Eigenlijk doet Jan dit altijd als een stiftje mislukt en hij ‘m vangt. Voetballers snappen dit niet. Interesseert Jan niet; Jan is keeper. Leer eerst maar eens normaal schieten. Amateurs.