Invoering topklassen is slechts tussenstation

Invoering topklassen is slechts tussenstation – ANALYSE

door Rudy Boogert

KNVB volgt een tweesporenbeleid om de kans voor de topklassen te vergroten. Die procedure roept echter vraagtekens op.

KNVB volgt een tweesporenbeleid om de kans voor de topklassen te vergroten. Die procedure roept echter vraagtekens op.

Vrijwel alle hoofdklassers zijn faliekant tegen de KNVB-plannen om topklassen in te voeren. Hun tegenstem is echter slechts symbolisch. De 84 hoofdklassers (zaterdag en zondag) leggen in de besluitvorming immers nauwelijks gewicht in de schaal. In een totaal van zo’n 2500 amateurclubs in heel Nederland verzuipen de stemmen van de 84 hoofdklassers.

Dat weet de voetbalbond ook. Deze ligt daarom ook niet wakker van de weerstand die het puikje van het Nederlandse amateurvoetbal uitdraagt. Zeker niet omdat de bond douceurtjes aanbiedt aan de lager spelende clubs, die uiteindelijk de doorslag zullen geven in de discussie rond de topklassen.

De uitbreiding van alle lagere klassen naar veertien clubs is gekoppeld aan de invoering van de topklassen, die in het seizoen 2009/2010 gestalte moeten krijgen. Dat houdt in dat er volgend seizoen (eenmalig) een versterkte promotieregeling zal gelden en daarnaast is besloten dat (eenmalig) geen enkele club direct kan degraderen.

De voetbalbond volgt daarmee een tweesporenbeleid. Enerzijds het spoor van de topklassen, anderzijds het spoor van de uitbreiding van de lagere klassen naar veertien teams. Deze twee discussies – aangeboden als een package deal – treffen verschillende doelgroepen. Dat levert groot gevaar op.

Een hypothetisch voorbeeld. Een club als pak ’m beet Apollo’69 kan een fervent voorstander zijn van de uitbreiding. De club speelt graag wat meer wedstrijden (goed voor de kantineomzet) en die versterkte promotie- en milde degradatieregeling zijn toch prima? Met de topklassen heeft Apollo’69 daarentegen niet zoveel te maken, maar die neemt de club voor lief. Apollo’69 stemt dus vóór.

Dat is het risico als twee verschillende onderwerpen gestapeld worden. Een club kan vóór de ene optie zijn en tégen de andere. Maar is een club dan vóór of tégen het voorstel. Hoofdklasser Hoek kan best vóór de uitbreiding van lagere klassen zijn, maar is in principe tégen de topklassen. Wat moet de club nu stemmen? De bond koppelde deze twee discussies gisteren immers in één voorstel.

De procedure roept vraagtekens op. De KNVB heeft de invoering van een of meerdere topklassen de afgelopen jaren al tig keer op de agenda gezet. Telkens zonder succes. Zou de bond deze werkwijze nu hebben gekozen om aan de hand van de ‘kleinere’ clubs het voorstel erdoor te krijgen? In hoofdklassenkringen wordt deze suggestie gewekt.

Maar laten we eerlijk zijn. De stap naar drie topklassen is slechts een tussenstation. Het huidige plan is ontwikkeld om de voetbalpiramide in Nederland te ‘optimaliseren’. Dat gebeurt nu nog maar ten dele. Het ideaalplaatje is dat het onderscheid betaald voetbal en amateurvoetbal opgeheven wordt. Dat kan niet in één keer. Dat moet gefaseerd gebeuren. En uiteindelijk komen we dan uit op een keurige piramide met één eredivisie, twee eerste divisies, vier tweede divisies, acht derde divisies, et cetera. Geen onderscheid zaterdag en zondag meer. Gewoon één doorlopend circuit, zoals dat al bestond vóórdat het betaald voetbal werd ingevoerd.

Maar dat duurt nog wel even.