Ode aan de Jankert

Bron: www.dekelderklasse.nl

Iedere week schrijft Dion van Meel een ode aan de Kelderklasse. Aan onze onvoorwaardelijke liefde voor knollenvelden, harde ballen en bier. Van Meel staat aan de zijlijn en geeft commentaar. ’t Zit ‘m in de details. Dit keer schrijft hij een Ode aan de Jankert.

Ik hou wel van een beetje theater op z’n tijd. Van een potje goed klagen of schelden. Een keertje goed zuchten, steunen en kreunen. Als ik me al een beetje slecht voel, ga ik er heerlijk op om thuis te doen alsof ik me écht slecht voel. De Baas vindt ’t verschrikkelijk, maar ik vind dat geweldig man.

Als ik bijvoorbeeld een klein beetje verkouden ben, vind ik niets fijner dan hard zuchten en m’n neus ophalen na een hoestbuitje, om vervolgens te zeggen: “Poe poe, wat ben ik verkouden zeg. Sjonge jonge. Pfff, het heerst volgens mij. Door ’t weer enzo. Man. Echt.” Als ik moe ben, doe ik alsof ik echt heel erg moe ben. Strompel ik door het huis. Vind ik alles te zwaar. Om maar niet te beginnen over m’n werk. Want m’n werk. Poe Poe, druk enzo. Een potje klagen is gewoon heerlijk. Ik denk dat de Kelderklasse daarom zo goed bij me past. Hier, in de wereld van blauwe plekken en broze botten, is aanstellen een klasse apart.

Tóch is ook hier het échte aanstellen, janken en zaniken voor alleen de allergrootste Jankerts weggelegd. Voor de Jankballen van onze amateurvelden. De Aanstellers van de B-categorie. Als iemand míj tackelt, tackelt –ie me écht en val ik. Hard of klunzig, maar gemeend zonder theater. Als iemand míj een beuk geeft en het doet zeer, doet het ook écht zeer. Dan zeg ik dat het zeer doet of ik schreeuw een beetje. En als er een klodder mayo op míjn shirt valt na een hap van een broodje belegd met een overvloed aan die saus, waar toevallig ook ergens een frikandel in verstopt zit en ik vind dat kut, zeg ik gewoon dat ik dat ook echt kut vind. Niet extreem hard, maar op normaal volume tegen diegenen die ’t zien gebeuren. Ik zou ’t wel willen faken op een voetbalveld, maar heb simpelweg niet dat janktalent.

Er zijn voetballers die dat janktalent wél bezitten. Jankerts die na een tackle doorrollen tot aan de kantine. Die na een schouderduw niet alleen de zijlijn overvliegen, maar de naastgelegen sloot of snelweg ook meepakken en schreeuwen alsof ze een ravijn instorten. Die als er mayo op hun shirt valt, de microfoon afpakken van de DJ om vervolgens de baliemedewerker, kantinebeheerder én de mayo schreeuwend en scheldend ervan langs geven. Om vervolgens z’n shirt uit te te trekken en De Toreador door de microfoon te zingen. Het zijn de voetballers die ooit naast het voetbal successen vierden bij een amateurtoneelgezelschap, maar het nu moeten hebben van 90 minuten toneel, met hun teamgenoten, hun tegenstander, een scheidsrechter, 2 grensrechters, 2 wissels en een duif als hun publiek, met een sportpark als hun theater, Veld 6 als hun toneel en in een ensemble waarin zij ieder weekend ongevraagd de hoofdrol spelen.

Een échte Jankert grijpt ieder moment aan om te zaniken, te zeiken en te zeuren. Hij is niet alleen de acteur; hij is de regisseurDion van Meel

Een échte Jankert grijpt ieder moment aan om te zaniken, te zeiken en te zeuren. Hij is niet alleen de acteur; hij is de regisseur. Hij laat zich te pas en te onpas vallen als de bal in de buurt is of iets niet lukt en deelt zélf de hardste trappen uit. Hij schreeuwt ‘t uit als iemand tijdrekt, maar kan zélf rustig 10 minuten rollen over een veld als –ie een duwtje krijgt. Een Jankert laat geen moment voorbijgaan om er níet op te reageren. Op een slechte uittrap van zijn eigen keeper tot een verkeerde keuze van de scheids. Hij reageert, foetert, klaagt en zucht. Over alles. 90 minuten lang. En dan, als je hem écht niet meer trekt, gaat híj nog effe door. Dan duwt –ie je. Maakt –ie een sneer. Of wacht –ie 5 minuten met zijn ingooi.

De Jankert irriteert als een afgescheurde nagel. Een te kleine schoen. Een zweetdruppel in je oog. Omdat hij de tijd afsnoept van het spel dat ons zo dierbaar is, maar ook omdat –ie doet waar hij goed in is: afleiding. Heb je op zaterdag- of zondagmorgen al het concentratievermogen van een schoenlepel? De Jankert neemt ook dat laatste beetje weg. Hij strooit zand in je ogen en maakt je gek. Om plots, als je het zand eindelijk uit je ogen hebt gewreven, met 3-0 voor te staan.

Daarom een chapeau. Aan de huilebalk en jammeraar. De zeurpiet en zuurpruim. De komediant, dwaas en kwast. De praatjesmaker en druktemaker. Omdat zonder hen, deze B-acteurs van de B-categorie, deze Klagers van de Kelderklasse, voetbal maar een saai spel was zonder emotie. Laat je daarom dit weekend gewoon weer als vanouds gek maken. Erger je kapot, noem die Jankert voor mijn part Getafiaans, of zeg ‘m dat –ie eens normaal moet doen en zich niet zo aan moet stellen. Maar sta na die pot eens stil bij zijn performance. Zijn act. Zijn onemanshow.

Applaudiseer, geef ‘m bloemen, schreeuw “Bis! Bis! Bis!” en feliciteer hem met zijn prestatie en met de punten.

Dat zal –ie leuk vinden. De Jankert.