Ode aan voetballeed

Bron: www.dekelderklasse.nl

Dat was het dan: dit seizoen voetballen we niet meer. Oké, misschien nog een paar keer met een lekke bal tegen een garage omdat we het thuis effe niet meer trekken, of met FIFA, omdat we daar wél goed zijn, maar voetballen met onze maten op een matig veld tegen een matige tegenstander? Nee. Het seizoen is ten einde. FC Corona heeft ons volledig van de mat getikt en wij kunnen enkel machteloos achter de ruiten toezien hoe zij feestvirussend op een platte kar door onze straten trekt.


We hielden vol. Streden voor iedere meter als er weer een pessimist riep dat het amateurvoetbal er toch wel uit zou worden gegooid. Tegen beter weten in. Want wij wisten ook wel dat we dit voetbalseizoen geen kleedkamer meer van binnen zouden zien. Het was slechts een sprankje hoop dat ons deed leven. De hoop op misschien nog een enkel competitiepotje met de kop in de zon. Maar die is nu vervlogen.

Tijd om stil te staan. Eens een keer niet bij die talloze redenen waarom die mooiste bijzaak van het leven het bloed door onze dichtslibbende aderen sneller laat stromen, maar bij de dingen die ons voetbal ellendig kunnen maken. Irritant. Naar. Onaangenaam. Matig. Gewoon– excusez le mot maar het bekt zo lekker weg op een voetbalveld – kut. Geheel in de trant van deze tijd.

Denk aan de vergeten handdoek. En dat je dan een afgekloven door de bilnaad gehaalde onder de graspollen zittende natte handdoek moet lenen. Denk aan voetbalschoenen die aanvoelen als te hard gebakken broodjes als je ze aan probeert te trekken, omdat je ze drie weken in je tas had laten zitten, maar nu plots moet voetballen met -3.

Aan vergeten intrapballen. Vergeten shirtjes. Vergeten spelers. Vergeten bidons. 1 vergeten scheenbeschermer. Spelers die zich verslapen. Een smerige natte kleedkamervloer als je jezelf nog moet omkleden. Voetballen met een kater. Voetballen tegen de nummer 1. Een dubbelgeklapte enkel door een slecht veld of mislukte volley. Een zaagaanslag op kniehoogte. Een voorhoofd tegen je achterhoofd. Een ijsbeentje. Een tientonner die met z’n schroefnoppen op jouw tenen staat.

Een bal in je zak. Op je borsten. Op je oogkas. Op de paal en dan op je oogkas. Een schaafwond door kunstgras. Kunstgras. Onduidelijke zijlijnen. Onduidelijke scheidsrechters. Partijdige grensrechters. Heetgebakerde aanvoerders. Stuurloze rechtsbacks. Blunderende doelmannen. Te krappe voetbalschoenen. Te korte voetbalkousen. Afzakkende voetbalkousen. Tape verwijderen. Harde ballen. Een gat in het net. Een doel zonder netten. Prikkelbosjes. Hagel. Koude douches. Douches met een pisstraal. Jezelf afdrogen in een kleedkamer met de temperatuur van een Turks stoombad. Een kantine zonder muziek. Een lege kantines. Een verbrand gehemelte na een hap van een bitterbal. Verliezen.

Er blijkt geen groter voetballeed dan het gemis ervan.
Het werkt niet; hoe meer ik zoek naar de onvolkomenheden van het voetbal in de hoop dat dit het gemis kleiner maakt, hoe groter het gemis van het kleine leed dat júist die verhalen maakt. Er blijkt geen groter voetballeed dan het gemis ervan. Ik verlang weer naar een veld, een waardige tegenstander (thuis kan ik het niet winnen) en een kantine. Ik snak naar lucht. Ik heb de afgelopen weken al 5 keer op de gang moeten staan, vier keer de afwas moeten doen en moest 6 keer voor straf vroeg naar bed. Omdat ik mijn frustratie uitte. Frustratie die ik niet had gehad als er gewoon voetbal was.

Asjeblieft, KNVB, geef ons Kelderklassers weer snel ons voetbal terug. We beloven dat we geen duel aan zullen gaan. Daar zijn we heel erg goed in.

Tot volgend seizoen. We zullen fitter zijn dan ooit. Ongeveer 16 kilo.