Bijnamen in de Kelderklasse: als je er één krijgt, kom je er nooit meer vanaf

Bron: www.dekelderklasse.nl

Bijnamen in de Kelderklasse: als je er één krijgt, kom je er nooit meer vanaf

Bijnamen in de Kelderklasse: als je er één krijgt, kom je er nooit meer vanaf

Johnie Saab was de vlagger en leider van een team waarin ik speelde. Een man die alles deed voor ons en de club. Keek je na een uur rond of Saab er eigenlijk wel was, stond –ie ergens op de achtergrond. Beetje te kijken, te luisteren, te glimlachen. Johnie Saab was niet zo’n prater; hij liet liever z’n vlag voor zich spreken. Of de trainer. Johnie Saab had rood haar. Net als de hierboven staande zinnen is dat totaal niet relevant, want Johnie Saab werd geen Rooie of Stille Johnie genoemd. Of Johny Red. Johnie Saab werd Johnie Saab genoemd. Of ‘De man die ooit geweigerd werd door een prostituee’. Maar dat is een ander verhaal.

Johnie Saab werd Johnie Saab genoemd omdat ie ooit heel kort zo’n Zweedse klassieker bezat. Met ‘Johnie Saab’ was een bijnaam voor het leven geboren. Ook toen hij zijn Saab wegdeed– hij had ‘m slechts een paar maanden –  en een luxe Citroën kreeg, bleef hij voor iedereen Johnie Saab, maar dan Johnie Saab zonder Saab. In de jaren die volgden heette hij Johnie Saab zonder Saab maar met een Citroën, Johnie Saab zonder Saab, zonder Citroën maar met een Jaguar en Johnie Saab zonder Saab, zonder Citroën, zonder Jaguar, maar met een Volvo. Maar altijd bleef de roepnaam Johnie Saab.

Bij m’n huidige club loopt er nu een jongen rond die Dildo wordt genoemd. Een aantal kent het verhaal achter z’n bijnaam, maar heel veel kennen ‘m ook niet. Niemand vraagt ernaar, maar iedereen noemt ‘m zo. Soms is uitleg bij een bijnaam niet nodig. Dan zegt de naam al genoeg. Laatst zag ik ‘m in een boekenwinkel met z’n vriendin. Ben ik snel achter een rek met kinderboeken gedoken om op m’n telefoon te zoeken wat z’n echte naam ook alweer was. Toen ik ‘m gevonden had, ben ik op ‘m afgestapt.

“Ha, Robert! Pinkeltje deel II al gelezen?”

Dildo schreeuwen door een boekenwinkel doe je niet. Tenzij je bij biologie staat. Of bij gereedschap. Daar stond ik niet. Wist z’n vriendin eigenlijk dat we ‘m Dildo noemen? Ik speelde op save en zweeg. Bijnamen kunnen gevoelig zijn voor een relatie. Tegenwoordig wordt Dildo trouwens Dillie genoemd. Bekt lekkerder op een veld. En Dillie kun je prima roepen in een boekenwinkel.

We hadden ooit twee Robs in ons team. Eén ervan besloten we Henk te noemen. Communiceerde wat makkelijker. Als Henk weer eens op het middenveld probeerde weg te draaien van z’n tegenstander als een piepende ouwe deur, noemden we hem Henkinho. Later ook nog TinderPinkie Henk, vanwege z’n vele dates en een pink uit de kom. Maar Henk bleef de basis. Geen Rob. Geen TinderPinkie. Gewoon Henk. Of Henkie. Altijd. Overal. De andere Rob noemden we trouwens gewoon Rob. Omdat Rob gewoon een Rob was. Onze bijnamen hebben niks met onze voetbalkwaliteiten te maken, maar ontstaan door bijzaken. Niet óp het veld maar óm het veld. In kleedkamer en kantine. Als Frenkie Rijkaard een Kelderklasser zou zijn, zou hij alleen maar Lama worden genoemd omdat het kwijl al na drie bier langs z’n kin loopt.

De mooiste bijnaam die ik ken, droeg Stefan, een roodharige jongen bij mijn dorpsclub. Nee, Stefan ging ook niet door het voetballeven als Red. Of Rooie. Dat waren inkoppertjes geweest en de beste bijnamen ontstaan niet door inkoppertjes. De beste bijnamen ontstaan door zondagsschoten in de haak. Stefan droeg van jongs af aan de prachtige bijnaam: Sjeik. Die naam was afkomstig uit Suske en Wiske en het verhaal van Sjeik El Rojenbietuit 1963, een verhaal over een sjeik en een – juist – rode biet. Je moet het niet moeilijker maken dan het is. Het was een bijnaam zoals –ie moet zijn: begrepen door niemand, maar omarmd door iedereen. Geen team-of clubgenoot van Sjeik weet waarschijnlijk meer wanneer en waar het was dat zijn bijnaam ontstond en wíe die Suske en Wiske dan had gelezen, maar dat was niet belangrijk. Het was een zondagsschot in de haak. Stefan heette voortaan Sjeik. Bijnamen ploppen als wortels uit de grond, maar blijven hangen als onkruid. Prachtig onkruid.

Jaren later zag ik Sjeik ballen bij een andere club. Enthousiast schreeuwde ik z’n bijnaam over het veld­ – bijnamen moeten te allen tijde lekker geschreeuwd kunnen worden.

“Lekker Sjeik!!”

Het duurde even, maar uiteindelijk keek Sjeik dan toch op.

“Hé! Lang geleden! Ik moest effe nadenken; hier word ik Rood genoemd.”

Sjeik was niet meer. Sjeik ging blijkbaar al een tijdje door het voetballeven als Rood. Het bleek maar weer dat inkoppertjes ook gemaakt moeten worden. Ik kan er maar niet aan wennen. Voor mij zal Rood altijd Sjeik blijven. Net als Saab, Dillie en Henk zal Sjeik z’n bijnaam mee moeten nemen tot aan z’n voetbalpensioen, en waarschijnlijk nog lang erna. Onkruid vergaat niet. Bijnamen zijn voor eeuwig.